14 jun KIEKJE
De laatste dagen thuis at je niets. Toen je ook vrijwel geen vocht meer binnen kreeg, een paar slokjes op een hele dag, kon ik het niet langer negeren. Ik moest om de mening van je vader heen en met jou naar de huisarts.
Die onderzocht je en bleef rustig. Hij kon niets vinden. Wel verwees hij ons direct door naar de kinderpoli van het plaatselijke ziekenhuis. Terwijl ik ernaartoe fietste, met jou in het kinderzitje aan mijn stuur, dacht ik aan kinderen die kanker hebben. Ik gaf je een kus in je nekje, precies op de plek waarachter de dorre walnoot bleek te zitten.
De kinderarts zag hoe uitgedroogd en vermagerd je was. Demonstratief pakte hij met duim en wijsvinger de huid van je buik – die rechtop bleef staan – als eye-opener voor je vader. Hij was van zijn werk gekomen om je mee naar huis te nemen.
‘Als u dat doet, laat ik u per direct uit het ouderlijk gezag ontheven,’ zei de arts. Hij knikte naar een verpleegkundige, die als antwoord daarop een infuus in je benige polsje prikte. Je vader snoof en zette zijn bril recht.
Ik keek toe hoe het infuus je huid in ging, hoe de verpleegkundige jou suste en de hemel in prees terwijl ze een grote plakker om het smalle lijntje deed zodat je het niet uit je arm kon trekken. De lijn ging open, het vocht druppelde naar binnen, jouw perfecte lijfje in.
En het was me helemaal helder. Jij was de afgelopen week aan het sterven geweest.
Dit is een fragment uit het manuscript waar ik momenteel aan werk.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.