Dat moment #4 Mogen samenwerken met de natuur

Dat moment #4 Mogen samenwerken met de natuur

Soms is een gebeurtenis zó bepalend, dat je kunt spreken over een leven voor en na. Het moment dat er iets onomkeerbaars gebeurde, dat je een belangrijke knoop doorhakte of dat je dacht ‘nu ga ik het anders doen’. De weg ernaartoe fascineert mij. Was het een bewuste keuze of rolde je erin, was het een lang gekoesterde wens of spontane beslissing?

‘Mijn partner is dankbaar dat dit gebeurd is, het was of zijn vingers, of ik.’

Katja Vonk ging gebukt onder zware depressies, tot de vingers van haar man in de grasmaaier kwamen. Door de shock kwam Katja op een ander pad terecht.

‘Mensen denken bij trauma vaak aan grote dingen. Maar het kan ook iets kleins zijn. Een opmerking van bijvoorbeeld een juf of je moeder, waardoor je denkt: ik ben niet belangrijk. 
Ik noem mijzelf een reisleider, die een persoon een stukje mag begeleiden wanneer zijn of haar reis is vastgelopen. Als iets je belemmert in je leven, hoe klein dan ook, is het belangrijk genoeg om het aan te pakken. 
De cliënten die ik begeleid verschillen enorm. Mensen die bang zijn voor onweer of die een ongeluk hebben gehad. Suïcidale personen, maar ook baby’s die alleen maar huilen.
Gemiddeld help ik vijf mensen per dag. Er is een groot tekort aan hulp zoals de mijne. Ik denk dat veel mensen vastlopen. Als ik zie hoeveel jongeren thuis zitten. En hoe triest het voortgezet onderwijs in elkaar zit, daar kan ik wel van huilen. Leren ze bij mij: ik mag bij mijzelf blijven en dan moeten ze terug in het systeem waar dat niet mogelijk is.
Als ik vijf keer per dag mensen met suïcidale gedachten moest helpen, zou ik dat niet trekken. Er moet afwisseling zijn. Afwisseling van kinderen en volwassenen, maar ook van de verschillende therapievormen die ik geef.
In de eerste jaren dat ik werkte zat ik soms onder het eczeem. Ik nam het mee. Ik moet op blote voeten de tuin in, ik heb de aarde nodig. En ik zwem veel, in het IJsselmeer en in de jacuzzi. Echt ontladen.’

“De PAAZ-afdeling in Sneek had een soort rokersplaatsje met een tuintje erbij. Dat heb ik aangepakt. Het tuinieren, aarden, weer in mijn lichaam komen hielp mij heel erg. 
Ik ben er meer over gaan lezen. In Duitsland werd een groene omgeving gestimuleerd door het ziekenfonds. Ik ben op een congres geweest van een instituut uit Noorwegen. Zij werken in het bos. Iedere cliënt krijgt een eigen boshut. Daar lukt het om zonder medicatie uit de depressie te komen. Omdat de heling van de natuur, met gezonde voeding, beweging en goede therapie van zo’n enorme invloed is. De natuur helpt om de verbinding met jezelf terug te vinden. Het letterlijke wortelen.”

‘Ik doe dit nu bijna vijf jaar. Ik wist dat ik met mijn werk dicht bij de natuur wilde zijn, omdat ik die zelf ontzettend gemist had tijdens mijn proces. Ik begon in een De Waard-tent met een houtkachel. Om te kijken of het echt was wat ik wilde, maar ook om de beste plek in de tuin te vinden. Toen de tent na twee jaar lek was, kwam dit houten huisje.
Ik vind de natuur heel helpend. Of je nu een kantoor binnenstapt met een psycholoog achter een bureau of je komt mijn tuin in, dat is een heel verschil. Mensen zijn meer geaard als ze hier aankomen, meer ontspannen.
Daarnaast mag ik samenwerken met de natuur. Dat net die vlinder voorbij komt, je dat vogeltje ziet. De wind die aanwezig is of de zon die op een bepaald moment doorbreekt.’

‘Bijna twintig jaar stond ik voor de klas. Eerst op een ontwikkelingsgerichte school in Schagen. Dat was mijn passie, het was een fantastische school waar we bijna zonder methoden werkten. Daarnaast begeleidde ik PABO-studenten. Af en toe mocht ik een leerkracht coachen die uitviel. Dat was superleuk om te doen, het is jammer dat ik dat ooit heb opgegeven. Ik had mijn ups en downs, zat ook wel ziek thuis. Na een aantal therapiesessies ging het dan weer even.
Met mijn partner Peter verhuisde ik naar Stavoren. Ik werkte nog in Schagen, de reistijd was lang, mijn kinderen waren jong. Dus toen in Friesland een baan vrijkwam, ben ik er gaan lesgeven. Vanaf het moment dat ik hier werkte, begon het echt slecht met me te gaan, zodanig dat ik suïcidaal werd en voor de eerste keer werd opgenomen.
Bij een opname moet je eerst stabiliseren. Dat betekent dat je medicatie krijgt en vooral geen therapie volgt. Want daar ben je te ver voor heen. Je krijgt een kamertje en wordt een soort van geleefd. De dag begint om 8 uur met ontbijt, dan een rondje met hoe je erbij zit, creatief bezigzijn en onder begeleiding wat wandelen. En één keer per week sport. That’s it. En neem vooral je medicijnen.
Ik kon niet goed met de groep zijn, ik zat vooral op mijn kamer. Eigenlijk moet de begeleiding ’s nachts binnenkomen om te controleren of je nog leeft. Dat voelde voor mij veel te onveilig. Dus had ik camerabewaking. Ook heftig, je wordt constant bewaakt.
Ik ben vier keer opgenomen geweest. Dan ging ik weer naar huis, en dan ging het weer even. En dan toch weer niet goed genoeg. Uiteindelijk kreeg ik groepstherapie en EMDR.
Helaas hielpen die niet. Eén keer zei mijn man: “Ik vind dat het heel slecht gaat.” Ik was ontzettend boos op hem, terwijl hij het alleen maar uit liefde zei.
Mijn dochter zat in groep 7, mijn zoon net op het voortgezet onderwijs. Het was ook voor hun een heftige tijd. Bij iedere opname ging ik er voor een gesprek met de psychiatrisch verpleegkundige naartoe en dan vond zij het zo slecht gaan dat ik daar moest blijven. Mama kwam dus niet thuis en mijn kinderen zagen mij de volgende zes weken amper.
Als het wat beter ging, mocht ik op de woensdagmiddagen en in het weekend naar huis. Ik was een soort zombie. Je zit in een roes en je zit onder de medicatie dus ik liep heel traag, reageerde heel traag. Dat was heel moeilijk voor ze.
Ik heb verscheidene keren afscheidsbrieven geschreven. Dat ik tegen mijn man zei: “Ik kan echt niet meer” en hij antwoordde: ”Het is oké”.
Als het dan weer iets beter ging, deed ik de brieven weg. Dan wist ik: ik moet eerst die brieven gaan schrijven voordat ik het doe.
Deze hele periode voelt vaag. Ik wist wel dat het niet goed ging, maar dat interesseerde me niet. Door alle medicatie was ik zo ver weg dat het niet meer uitmaakte. Als ik er nu op terugkijk, denk ik: hoe kon ik zo egoïstisch zijn?’

 

‘Opnieuw ging het heel slecht. Het was een zondag, er werd besloten dat ik me de volgende ochtend moest melden op de PAAZ. Het zou de vijfde keer zijn.
Peter ging het gras maaien, hier in deze tuin. Er kwam iemand aardbeien kopen, die verkochten we. Ik was binnen toen Peter naar me toekwam: ‘Het is helemaal mis, je moet een ambulance bellen.’ Hij was afgeleid geweest door degene die aardbeien wilde kopen. Zijn hand kwam in de grasmaaier terecht.
Peter ging zitten, ik heb de ambulance gebeld en mijn dochter op de uitkijk gezet. Toen kreeg ik de opdracht om in de tuin zijn stukjes vinger te zoeken. Dat kon ik niet, omdat ik bij hem wilde blijven maar ook letterlijk kon ik dat niet. De buurman heeft dat gedaan. De vingers vielen niet meer te redden. Ik was in shock.
Door het ongeluk, maar ook door hoe slecht het er in het ziekenhuis eraan toe ging, leek ik een soort van wakker te worden. Ik wist niet wat mij overkwam, op dat moment voelde ik kracht. Ik was voor het eerst in al die tijd betekenisvol. Ik keek Peter aan en ik zag hem, alsof ik hem voor het eerst zag.
Opeens hadden we weer verbinding. Hij voelde dat ook. Die was lang weggeweest, ik was alleen bezig geweest met mijzelf. Ik had weer verbinding met mijzelf doordat ik hem weer kon zien. Het was een reset, ik had de shock blijkbaar nodig gehad om te beseffen dat ik leefde. En dat ik Peter had kunnen kwijtraken.’

‘De dag na de operatie begon de fysiotherapie. Peter moest revalideren, zou voor een langere periode thuis zijn. Ik schreef mijn psychiater een brief: Mijn man heeft mij nodig. Ik heb letterlijk geschreven: hierbij neem ik afscheid van de PAAZ
Trillend las ik de brief voor, hoe zou ze reageren? Ze was een lieve vrouw maar ouderwets. Ze heeft het aangehoord, ik ben weggegaan en kwam nooit meer terug. 
In één keer stopte ik met alle medicatie. Dat is heel slecht maar bij mij ging het goed, op wat tics na waar ik nog lang last van had. 
Vlak hierna kwam ik bij toeval een vriendin tegen. We kennen elkaar sinds de kleuterschool. Ze had een eigen praktijk en zei: “Misschien is dit wat voor jou.”
Ze gaf lichaamsgerichte therapie. Dat hielp mij goed. Al vrij snel begon ik aan dezelfde opleiding die zij had gevolgd. Ik ging met oefencliënten aan de slag. Dat gaf zingeving en blijkbaar was ik er goed in, want het ging heel goed. 
Holistische EMDR kwam op mijn pad. In mijn leven heb ik veel reguliere EMDR gehad, maar pas met holistische EMDR kwam ik bij de echte wortel, een verdrongen trauma. Mijn man ging vrij snel na het ongeval weer aan het werk. Omdat hij er niet meer voor mij hoefde te zijn, kwam hij in een burn-out terecht. Mijn dochter kreeg een flinke depressie. Het waren evengoed nog pittige jaren. Maar ik had al zoveel tools geleerd en vanuit de opleidingen zo veel mooie mensen om mij heen verzameld dat ik het redde.’

‘De holistische EMDR bleek mijn redding. Ik voelde dat dit wijder verspreid moest gaan worden. Niet alleen in mijn praktijk, hoe kon ik meer mensen bereiken? Ik ben weer gaan lesgeven. Met feedback van cliënten en informatie uit andere opleidingen ben ik de holistische EMDR gaan aanvullen en aanpassen. Ik maakte er mijn eigen ding van. Ik was de enige die lesgaf in holistische EMDR.
Inmiddels kan ik het werk alleen niet meer aan. Dus ook voor mijzelf is fijn dat ik cliënten kan doorverwijzen. De mensen die ik opleid hebben bijna allemaal een praktijk. En ze zitten door het hele land. Dus ik kan goed kijken: deze persoon past bij jou, die past bij die.
Mijn droom is dat ik een nog groter opleidingscentrum hier heb. Ik ben bezig met het accrediteren van de opleiding, dat zit in een laatste fase. Een accreditering geeft een stukje verdieping en nog meer bereik. Daar kijk ik erg naar uit, nieuwe mogelijkheden en nieuwe kansen.’

Ik heb een domme vraag, zei ik, waarop Katja antwoordde dat die niet bestaan. Hoe kun je dood willen en tegelijkertijd bang zijn dat je het echt gaat doen?
“Omdat je in beide werelden zit. Het ene moment kun je misschien lachen en ook wat plezier hebben, en het andere moment zit je in een zwart gat. Het zit naast elkaar en gaat door elkaar heen. Het is er allebei. 
Ik vergelijk het met een matroesjka-poppetje. Daar zitten veel lagen in. En soms denk je dat je die laag bent. Je gezonde deel weet: ik wil niet dood maar ik heb rust in mijn hoofd nodig. Het andere deel kan soms zo overheersend zijn dat het jouw gezonde deel lijkt.”

1 Reactie
  • Esther van Duin
    Geplaatst op 19:02h, 26 maart Beantwoorden

    Wauw indrukwekkend hoe Katja’s verhaal beschreven is door jou Mariëlle!

Geef een reactie